Wat te doen tegen subtiele vormen van discriminatie?
KLI-lid Jolien van Breen publiceerde onlangs samen met Russell Spears, Toon Kuppens en Soledad de Lemus een artikel in het populair-wetenschappelijke magazine In-Mind over onbewuste vooroordelen. Het artikel is hier te lezen:
(On)weerstaanbaar: verzet tegen onbewuste stereotypering
In veel Westerse samenlevingen zijn de normen en waarden met betrekking tot sociale ongelijkheid en de positie van minderheden de afgelopen 50 tot 100 jaar behoorlijk veranderd. Toch betekent dit niet per se dat de maatschappij ook gelijkwaardiger wordt. In plaats daarvan wordt de achtergestelde positie van bepaalde sociale groepen tegenwoordig op subtielere manieren geuit en bevestigd. Hoe beïnvloedt dit degenen die deel uitmaken van een achtergestelde groep? Worden zij gedwongen hun achtergestelde positie te accepteren of kunnen zij zich hiertegen verzetten?
Mensen zijn van nature erg sociaal. De sociale groepen waartoe wij behoren vormen een belangrijk deel van ons zelfbeeld, bijvoorbeeld een vriendengroep, sportclub, of nationaliteit. Maar in een wereld die gekenmerkt wordt door sociale ongelijkheid, is het behoren tot sociale groepen niet altijd positief. Terwijl sommige groepen relatief bevoorrecht zijn, worden andere groepen achtergesteld en benadeeld. Voorbeelden van achtergestelde groepen in onze eigen maatschappij zijn bijna alle etnische minderheden (Williams & Mohammed, 2009), vrouwen (Swim, Hyers, Cohen, & Ferguson, 2001), de LGBTQI-gemeenschap (Herek, 2007), en lager-opgeleiden (Kuppens, Spears, Manstead, Spruyt, & Easterbrook, 2018), maar ook ouderen (Nelson, 2004) of mensen die zwaarlijvig zijn (Crandall, 1994). Ook al verschillen de precieze sociale omstandigheden van deze groepen, wat hen verenigt is het feit dat zij op maatschappelijk niveau allemaal worden beschouwd als minderwaardig ten opzichte van bevoorrechte groepen. Dit soort ‘sociale devaluatie’ komt onder andere tot uitdrukking in vooroordelen, stereotypen, en discriminatie (Crocker & Quinn, 2000; Major & Schmader, 2001).
Subtiele vormen van sociale devaluatie
In onze maatschappij zijn de normen en waarden met betrekking tot sociale ongelijkheid en de positie van minderheden de afgelopen 50 tot 100 jaar behoorlijk veranderd. Het wordt tegenwoordig bijvoorbeeld vaak als onacceptabel gezien om vooroordelen openlijk te uiten, iets wat niet lang geleden nog redelijk normaal was. Toch betekent dit niet per se dat onze maatschappij ook gelijkwaardiger wordt. Naarmate de maatschappij verandert, verandert ook de manier waarop de devaluatie van achtergestelde groepen tot uitdrukking komt. Zo is sociale devaluatie de laatste jaren subtieler geworden dan voorheen (Pearson, Dovidio, & Gaertner, 2009; Swim, Aikin, Hall, & Hunter, 1995, Pettigrew & Meertens, 1995). Leden van minderheidsgroepen worden bijvoorbeeld vaker uit de rij gehaald voor ‘willekeurige’ controles, vinden moeilijker een baan, of worden minder vriendelijk aangesproken, dan mensen uit bevoorrechte groepen. Het is belangrijk ons te realiseren dat zulke subtiele signalen dezelfde uitwerking kunnen hebben als heftigere ervaringen. Een kind dat leden van haar eigen etnische groep op tv alleen tegenkomt als schoonmakers of criminelen, leert iets over haar plaats in de maatschappij, ook als zulke ongelijkheden niet openlijk benoemd worden.
Wellicht de meest subtiele vorm van devaluatie is onbewuste devaluatie, dat wil zeggen signalen die zo subtiel zijn dat zowel de ‘dader’ als het ‘slachtoffer’ zich er niet van bewust zijn (Blair, Ma, & Lenton, 2001; Cañadas, Rodríguez-Bailón, Milliken, & Lupiáñez, 2013; Devine, 1989). Een vrouw die over het hoofd gezien wordt voor een promotie op haar werk, maar door haar buren gecomplimenteerd wordt met de opvoeding van haar kinderen, zal deze ervaringen op bewust niveau wellicht niet met elkaar verbinden of als stereotyperend ervaren. Toch kunnen zulke ervaringen een groot effect hebben, omdat zij op onbewust niveau informatie overbrengen over haar geschiktheid voor bepaalde sociale rollen: zij krijgt meer waardering als moeder dan als werknemer. Op deze manier krijgen leden van achtergestelde groepen in hun dagelijks leven continu signalen die de maatschappelijke positie van hun groep bevestigen.
Omgaan met sociale devaluatie
Er zijn verschillende manieren waarop leden van achtergestelde groepen kunnen omgaan met sociale devaluatie. Ten eerste is er natuurlijk de mogelijkheid te accepteren dat de eigen groep minderwaardig is. Maar de motivatie om jezelf en jouw eigen groep te zien als goed en waardevol is een fundamentele drijfveer (Tajfel & Turner, 1979), en in veel gevallen zullen mensen dus proberen de negatieve consequenties van lidmaatschap van een achtergestelde groep tegen te gaan. Deze pogingen vallen in 3 algemene categorieën (Jackson, Sullivan, Harnish, & Hodge, 1996; Tajfel & Turner, 1979). Ten eerste kan men afstand nemen van de eigen groep, en aansluiting te zoeken bij een groep met hogere maatschappelijke status (‘social mobility’). Een tweede mogelijkheid is om een positieve draai te geven aan het negatieve beeld van de groep door andere (stereotype) eigenschappen te benadrukken (‘social creativity’, bijv. ‘we zijn misschien een beetje lui, maar wel vrolijk en gastvrij’). Als laatste is er nog de mogelijkheid om de minderwaardigheid van de groep helemaal te verwerpen en de onderliggende aannames te confronteren, bijvoorbeeld door middel van protest of demonstraties (‘social change’).
Als we het hebben over onbewuste vormen van sociale devaluatie, lijkt het logisch dat het voor leden van achtergestelde groepen erg lastig is om hier weerstand aan te bieden. Je kunt tenslotte niet protesteren tegen een ervaring waarvan je je niet bewust geweest bent, en dit is een groot struikelblok voor weerbaarheid. Met andere woorden, als sociale devaluatie onbewust plaatsvindt, vermindert dit de mogelijkheid tot verzet. Toch is er in de laatste jaren steeds meer aandacht voor de vraag of weerbaarheid tegen onbewuste vormen van devaluatie misschien toch mogelijk is. Dit komt voor een deel voort uit een nieuw begrip van hoe weerbaarheid eruitziet. Leach & Livingstone (2015) beargumenteren dat de manier waarop achtergestelde groepen omgaan met ervaringen van devaluatie niet altijd zichtbaar is voor buitenstaanders, bijvoorbeeld omdat buitenstaanders de reactie niet begrijpen, of omdat leden van achtergestelde groepen de interne dynamiek voor de buitenwereld afschermen. Een voorbeeld hiervan zijn bepaalde vormen van straattaal, die erop gericht zijn te voorkomen dat de buitenwereld begrijpt wat er in de groep besproken wordt (Madsen & Svensen, 2015; Mensah, 2016). Mocht het inderdaad zo zijn dat bepaalde vormen van verzet niet opgemerkt worden door buitenstaanders, dan zou dat wellicht betekenen dat weerbaarheid onder leden van achtergestelde groepen groter is dan tot nu toe gedacht werd. De tweede indicatie dat weerbaarheid tegen onbewuste vormen van devaluatie misschien toch mogelijk is, komt voort uit ontwikkelingen in de cognitieve psychologie, die thema’s als geheugen, kennis en informatieverwerking bestudeert. Tot voor kort leek het erop dat mensen alleen op passieve manier beïnvloed worden door onbewuste ervaringen, zonder daar iets aan te kunnen doen. Meer recent blijkt dat mensen onbewuste informatie ook actief kunnen verwerken, beoordelen en sturen. Onbewuste informatie heeft bijvoorbeeld een minder groot effect op gedrag als het niet past bij de doelen die iemand op dat moment nastreeft (Glaser & Knowles, 2008; Moskowitz & Li, 2011). Dit suggereert dat men onbewuste informatie kan verwerpen als het niet passend is. Wanneer we deze inzichten toepassen op weerbaarheid onder achtergestelde groepen, wijst dit erop dat leden van zulke groepen op actieve wijze kunnen omgaan met signalen van devaluatie, en verzet tonen, zelfs als devaluatie onbewust plaatsvindt. Dit soort weerbaarheid kan vergeleken worden met het lichamelijk immuunsysteem, dat ziekte kan voorkomen zonder dat de persoon in kwestie zich daarvan bewust hoeft te zijn (vanDellen, Campbell, Hoyle, & Bradfield, 2011).
Verzet tegen onbewuste stereotypen
Recent is onderzocht of leden van achtergestelde groepen zich daadwerkelijk kunnen verzetten tegen onbewuste vormen van devaluatie (van Breen, Spears, Kuppens, & De Lemus, 2018). In dit onderzoek werd specifiek bekeken hoe vrouwelijke proefpersonen reageren wanneer zij onbewust geconfronteerd worden met stereotypen over vrouwen als groep.
In het onderzoek werden deelnemers willekeurig verdeeld over 2 verschillende condities. In de ene conditie werden deelnemers blootgesteld aan stereotypische associaties, en in de andere conditie aan niet-stereotypische associaties. Stereotypische associaties bestonden bijvoorbeeld uit de combinatie van het woord ‘Vrouw’ met plaatjes van activiteiten zoals koken of strijken. In de niet-stereotypische conditie werd het woord ‘Man’ met koken of strijken gecombineerd. In beide condities was de presentatie van hetwoord ‘Vrouw’/‘Man’ steeds zo kort dat het niet bewust waargenomen kon worden; op deze manier bleef het gender-aspect van de associaties onbewust. Resultaten lieten ziendat de deelnemers die onbewust geconfronteerd werden met stereotypen over hun eigen groep, probeerden het positieve beeld van de groep te herstellen. Zij deden dit door meer positieve associaties te maken met hun eigen groep, maar ook door meer negatieve associaties te maken met de andere groep (in dit geval, mannen). Daarnaast bleek dat verzet tegen onbewuste stereotypen ook door gedrag naar voren kan komen: Vrouwen die onbewust blootgesteld werden aan stereotypen, deden meer moeite in een domein dat voor vrouwen niet-stereotypisch is, namelijk een wiskundeopdracht, om zo stereotypen te ontkrachten.
Opmerkelijk was dat verzet alleen voorkwam onder vrouwen die zich sterk identificeerden met feministen, maar niet met vrouwen in het algemeen. Eerder onderzoek (van Breen, Spears, Kuppens, & de Lemus, 2017) heeft aangetoond dat deze groep meer geneigd is om gender-stereotypen als problematisch te beoordelen. Hier vertaalt zich dat naar verzet tegen stereotypen die op onbewust niveau aanwezig zijn (zie ook Kaiser, Vick, & Major, 2006). Controlevragen lieten zien dat dit effect niet verklaard kon worden door de mogelijkheid dat deze group zich wellicht meer bewust was van het gender-element van deze studie. Kortom, vrouwen die zich sterk identificeren met feministen, maar niet met vrouwen in het algemeen, spannen zich onbewust in om stereotypen over vrouwen te weerleggen.
Kennis gebruiken
De voornaamste toepassing van deze kennis in ons dagelijks leven is wellicht het besef dat zowel maatschappelijke devaluatie als psychologische weerbaarheid verder gaan dan tot nu toe gedacht werd. De bestaande sociale hiërarchie is sterk en blijft in stand ondanks veranderingen in sociale normen, en kan ons ook op onbewust niveau beïnvloeden. Desondanks hebben leden van achtergestelde groepen de mogelijkheid zich hiertegen te verzetten. Dit geldt overigens ook voor leden van bevoorrechte groepen: stereotypen kunnen automatisch geactiveerd worden, maar degenen die het bevorderen van gelijkheid belangrijk vinden, zijn in staat dit te vermijden (Moskowitz, Salomon, & Taylor, 2000). Het goede nieuws is dus dat, ondanks de kracht van de sociale hiërarchie waarin wij ons bevinden, wij niet machteloos zijn om hier verandering in te brengen.
Een andere implicatie van dit onderzoek is dat we weerbaarheid onder achtergestelde groepen misschien kunnen stimuleren, bijvoorbeeld door middel van bewustwordings-campagnes die duidelijkheid scheppen over hoe deze ervaringen ons beïnvloeden. Ervaringen van subtiele devaluatie zorgen er vaak voor dat iemand aan zichzelf gaat twijfelen, en meer kennis van subtiele vormen van devaluatie kan deze twijfel (deels) wegnemen. Toch moeten we ook voorzichtig zijn met het benadrukken van weerbaarheid. Zo’n focus kan er namelijk voor zorgen dat de aandacht wordt afgeleid van de verantwoordelijkheid van bevoorrechte groepen in het creëren van een gelijkwaardige samenleving.
Conclusie
In dit artikel wordt besproken hoe leden van achtergestelde groepen omgaan met signalen van sociale devaluatie, zoals stereotypering, wanneer die op onbewust niveau plaatsvinden (van Breen et al., 2018). Tot voor kort werd gedacht dat onbewuste sociale devaluatie geen mogelijkheid biedt voor verzet, en dat het leden van achtergestelde groepen dwingt hun achtergestelde positie te accepteren. Uit het onderzoek dat in dit artikel wordt besproken blijkt echter dat verzet tegen onbewuste signalen van devaluatie toch mogelijk is, en dat zulk verzet verschillende vormen kan aannemen. Met andere woorden: leden van achtergestelde groepen zijn weerbaarder dan tot nu toe werd gedacht. Grotere maatschappelijke bekendheid van deze thema’s kan ons helpen ervoor te zorgen dat de ontwikkeling naar een meer tolerante en inclusieve samenleving voortgezet wordt.
Referenties
Blair, I. V., Ma, J. E., & Lenton, A. P. (2001). Imagining stereotypes away: the moderation of implicit stereotypes through mental imagery. Journal of Personality and Social Psychology, 81(5), 828-841.
Cañadas, E., Rodríguez-Bailón, R., Milliken, B., & Lupiáñez, J. (2013). Social categories as a context for the allocation of attentional control. Journal of Experimental Psychology: General, 142(3), 934.
Crandall, C. S. (1994). Prejudice against fat people: ideology and self-interest. Journal of Personality and Social Psychology, 66(5), 882-894.
Crocker, J., & Quinn, D. M. (2000). Social stigma and the self: Meanings, situations, and self-esteem. In T. F. Heatherton (Ed.), The Social Psychology of Stigma. (pp. 153-183).
Devine, P. G. (1989). Stereotypes and prejudice: their automatic and controlled components. Journal of Personality and Social Psychology, 56(1), 5-18.
Glaser, J., & Knowles, E. D. (2008). Implicit motivation to control prejudice. Journal of Experimental Social Psychology, 44(1), 164-172.
Herek, G. M. (2007). Confronting sexual stigma and prejudice: Theory and practice. Journal of Social Issues, 63(4), 905-925.
Jackson, L. A., Sullivan, L. A., Harnish, R., & Hodge, C. N. (1996). Achieving positive social identity: Social mobility, social creativity, and permeability of group boundaries. Journal of Personality and Social Psychology, 70(2), 241-254.
Kaiser, C. R., Vick, S. B., & Major, B. (2006). Prejudice Expectations Moderate Preconscious Attention to Cues That Are Threatening to Social Identity. Psychological Science, 17(4), 332-338. doi:10.1111/j.1467-9280.2006.01707.x
Kuppens, T., Spears, R., Manstead, A. S. R., Spruyt, B., & Easterbrook, M. J. (2017). Educationism and the irony of meritocracy: Negative attitudes of higher educated people towards the less educated. Journal of Experimental Social Psychology, 76, 429-447.
Leach, C. W., & Livingstone, A. G. (2015). Contesting the meaning of intergroup disadvantage: Towards a psychology of resistance. Journal of Social Issues, 71(3), 614-632.
Madsen, L. M., & Svendsen, B. A. (2015). Stylized voices of ethnicity and social division. In J. Nortier & B.A. Svendsen (Eds). Language, Youth and Identity in the 21st Century: Linguistic Practices across Urban Spaces, (pp 207-230). Cambridge, United Kingdom: Cambridge University Press.
Major, B., & Schmader, T. (2001). Legitimacy and the construal of social disadvantage. In J. T. Jost & B. Major (Eds.), The Psychology of Legitimacy: Emerging Perspectives on Ideology, Justice and Intergroup relations. (pp. 176-204): Cambridge University Press New York.
Mensah, E. (2016). The dynamics of youth language in Africa: An Introduction. Sociolinguistic Studies, 10, 1-14.
Moskowitz, G. B., & Li, P. (2011). Egalitarian goals trigger stereotype inhibition: A proactive form of stereotype control. Journal of Experimental Social Psychology, 47(1), 103-116.
Moskowitz, G. B., Salomon, A. R., & Taylor, C. M. (2000). Preconsciously controlling stereotyping: Implicitly activated egalitarian goals prevent the activation of stereotypes. Social Cognition, 18(2), 151-177.
Nelson, T.D. (2000). Ageism: Stereotyping and Prejudice Against Older Persons. Cambridge, MA: MIT Press
Pearson, A. R., Dovidio, J. F., & Gaertner, S. L. (2009). The nature of contemporary prejudice: Insights from aversive racism. Social and Personality Psychology Compass, 3(3), 314-338.
Pettigrew, T. F., & Meertens, R. W. (1995). Subtle and blatant prejudice in Western Europe. European Journal of Social Psychology, 25(1), 57-75.
Swim, J. K., Aikin, K. J., Hall, W. S., & Hunter, B. A. (1995). Sexism and racism: Old-fashioned and modern prejudices. Journal of Personality and Social Psychology, 68(2), 199-214.
Swim, J. K., Hyers, L. L., Cohen, L. L., & Ferguson, M. J. (2001). Everyday sexism: Evidence for its incidence, nature, and psychological impact from three daily diary studies. Journal of Social Issues, 57(1), 31-53.
Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In The Social Psychology of Intergroup Relations (pp. 33-47).
van Breen, J. A., Spears, R., Kuppens, T., & de Lemus, S. (2017). A Multiple Identity approach to Gender: Identification with Women, Identification with Feminists, and their interaction. Frontiers in Psychology.doi:10.3389/fpsyg.2017.01019
van Breen, J. A., Spears, R., Kuppens, T., & De Lemus, S. (2018). Subliminal gender stereotypes: Who can resist? Personality and Social Psychology Bulletin, 44, 1648-1663. doi: 10.1177/0146167218771895.
vanDellen, M. R., Campbell, W. K., Hoyle, R. H., & Bradfield, E. K. (2011). Compensating, resisting, and breaking: a meta-analytic examination of reactions to self-esteem threat. Personality and Social Psychology Review, 15(1), 51-74. doi:10.1177/1088868310372950
Williams, D. R., & Mohammed, S. A. (2009). Discrimination and racial disparities in health: evidence and needed research. Journal of Behavioral Medicine, 32(1), 20-47.